Dichters in de Prinsentuin: Persoonlijker krijg je een voordracht nergens

Het allermooist, zo staat er in het jubileummagazine, is Dichters in de Prinsentuin in de zon. Maar, zo weten de vaste bezoekers, het weer zit niet altijd mee. Aan het begin van de zaterdagmiddag in de Prinsentuin dreigen er logge wolken aan de hemel en verraden plassen water de regen die eerder die dag is gevallen.

Theeveld
Het publiek lijkt zich er niet druk om te maken. Wanneer Marije Langelaar de middag opent met het eerste gedicht van deze dag, is het al druk op het theeveld. De stoelen zijn bezet, en tijdens de voordracht van Langelaar druppelen er constant meer bezoekers binnen.

Na Langelaar is het de beurt aan Han van der Vegt. Voordat hij begint aan zijn voordracht van ‘Afdaling in het zelf’, waarschuwt hij het publiek: ‘ik merk dat ik nogal militant ben in de verdediging van mijn gedichten vandaag.’ In de Prinsentuin breekt de zon door, terwijl Van der Vegt de luisteraar meeneemt op een grimmige reis langs een hyena die jouw gezicht draagt, vochtige wanden, slakken en een kamer zonder deur. De wereld van Van der Vegt doet ergens denken aan Jim Hensons Labyrinth, maar een stuk duisterder en niet geschikt voor kinderen.

Vicky Francken leest voor uit haar bundel Röntgenfotomodel, waarvoor ze de C. Buddingh’-prijs ontving, en nam ook een gedicht mee dat ze gisteren schreef (‘terwijl ik niet van gisteren wil zijn’), waarvan ze nog niet weet of het de tand des tijd zal overleven. Het is stil als Francken voordraagt. Alleen een duif loopt zigzaggend het theeveld over alsof er geen taal bestaat.

Mustafa Stitou sluit de eerste ronde op het theeveld af. Hij draagt ‘Moedertje van Nederland’ voor, over de Nederlandse koe. ‘Vergeef ons dat we roven/ het licht uit jouw ogen’.

Loofgangen
Een wandeling door de loofgangen tijdens Dichters in de Prinsentuin is een bijzondere ervaring. Wandelend door groene tunnels ontmoet je dichters door gaten in de hangen. Vind je een voordracht interessant, dan blijf je luisteren. Vind je het niets, dan loop je door. Persoonlijker krijg je een voordracht nergens.

De kans om tussen twee gedichten in te breken en iets aan de dichter te vertellen, is waarschijnlijk ook uniek. Een bezoeker vraagt een dichter naar haar naam (‘Ellen heet ik, Ellen Deckwitz’) en complimenteert haar met haar voordracht.

‘Meestal begrijp ik er niets van, maar jouw gedichten kan ik volgen.’
‘Wat fijn,’ reageert Deckwitz, ‘meestal snap ik ze zelf niet, als ik ze aan het schrijven ben.’

Het is voorzichtig dringen rondom het gat in de haag waarachter Ted van Lieshout staat. Hij leest voor met Driedelig paard in de handen, en iedereen lijkt een stuk te willen horen. Bij anderen is het rustiger. Annegreet Bos leest voor van een stapel papieren. Een jongen met halflang haar geeft de dichters in de loofgangen cijfers. Stil noteert hij ze met balpen in zijn jubileummagazine. Bos krijg een 7. Verderop luisteren mensen geconcentreerd als winnaar van de Turing gedichtenwedstrijd Dorien de Wit doodkalm iets voorleest wat ze zelf een angstgedicht noemt.

Theeveld
De tweede ronde op het theeveld wordt geopend door Tonnus Oosterhoff. Oosterhoff draagt een sportief blauw jasje met witte strepen over de mouwen en ‘Uruguay’ op de rug. Zijn bril heeft hij in het haar. Het publiek luistert ademloos naar het benauwende mannengedicht over een mijnwerker uit Kentucky.

Na de Vlaamse dichter Lies van Gasse, die op vrijdagavond tijdens de openingsavond in de Puddingfabriek ook te horen was, is het de beurt aan Ted van Lieshout. Hij draagt gedichten voor die te vinden zullen zijn in de bundel die volgende maand uitkomt. De gedichten gaan over een meisje. Van Lieshouts gedichten zijn helder. Er wordt gelachen wanneer hij voordraagt over de nieuwe vriendin van papa: ‘mama heeft gezegd dat papa heeft gezegd’ Het publiek lijkt veel in de gedichten te herkennen.

Ellen Deckwitz vertelde eerder in de loofgangen dat haar ouders normaal gesproken altijd meekomen, maar deze keer niet konden. Ze maakte daar van de gelegenheid gebruik om een beeldend gedicht voor te lezen over haar moeder die in bad ligt. Op het theeveld kiest ze voor een ander gedicht, dat ze ook in de loofgangen voorlas en tussen de twee voordrachten herschreef. Het gaat over de liefde. ‘Kijk, zo erg zijn relaties niet.’

Loofgangen
Tijdens de tweede loofgangenronde lijkt het wat rustiger tussen de hagen. Het weer is nog steeds goed en veel bezoekers zijn bij het theehuisje te vinden. Met thee. En bier. Ook de boekenkramen op het theeveld worden druk bezocht.

In de loofgangen blijven veel bezoekers luisteren bij Tjitske Jansen. Ze zijn met zoveel, dat de voordacht voor een deel van bezoekers niet te verstaan is. Ook dat hoort erbij.

Even verderop bindt de jonge Rachel Raetzer een groep luisteraars aan zich met ‘het weerbericht’, over hoe dingen uit de hand lopen, als je uitstelt. Victor Schiferli stelt in een gedicht de vraag ‘waar is de poëzie?’

Theeveld
Na wat wijzigingen in het programma staan er niet vier, maar zeven dichters gepland voor de laatste ronde op het theeveld. Het tempo bij Dichters in de Prinsentuin ligt hoog.

De bezoekers die tijdens de voordracht van Eva Gerlach nog het theeveld op komen lopen, vallen stil bij het horen van het gedicht over een vriendin die weet hoe je kippen slacht. Haar beelden zijn raak.

De voordracht van Wout Waanders is een dag verplaatst. In zijn plaats zijn er vier dichters uit de loofgangen op het theeveld te horen. Dorien de Wit, Floortje Schoevaart, Annemieke Dannenberg en Annegreet Bos krijgen twee minuten de tijd om iets te laten horen. Ze klinken zeker en helder, alsof ze alle vier al gedebuteerd zijn.

Ook Joost Baars is verplaatst naar de volgende dag. Victor Schiferli neemt zijn plek in. Hij heeft minstens drie jaar niet voorgedragen, krijgen we te horen. Zijn gedichten gaan over zijn broer (‘ik heb helemaal geen broer’) en zijn hond (‘die heb ik wel’) met oren als jaszakken.

Het is nog steeds droog als de middag wordt afgesloten door Tjitske Jansen, die aangekondigd word als publiekslieveling en eindbaas. Ze draagt onder andere iets voor waar ze vaak mee begint als ze op middelbare scholen komt. Het is een gedicht over poepen in het bad waar ze met haar broer inzit. Tijdens het gedicht klinkt er zo nu en dan een harde lach uit een hoek van het theeveld. Jansen vertelt hoe dit soort onderwerpen de verslappende aandacht van het publiek weer kunnen trekken. Geen gekke keuze, zo aan het einde van een overvolle middag poëzie.

Jirke Poetijn, volgde lessen toneel en proza aan de Schrijversvakschool. Ze is organisator van het open podium De Schreef en houdt een weblog bij.

Reageren is niet mogelijk