Het Grote Gebeuren 2017: chaos en eierballen

Hoewel het buiten miezerig en grijs is wanneer ik in de rij aansluit bij de bibliotheek, is het binnen warm en al goed druk – zelfs al zijn de eerste programma-onderdelen nog niet eens begonnen. Voor het kekke koffie-wagentje staat er een flinke rij, die direct een mooie afscheiding vormt tussen de rest van de ruimte en Het Buro.

Daar begint om 20.00 het gesprek tussen Nhung Dam, Auke Hulst en kersvers hoogleraar Nederlands aan de RuG, Mathijs Sanders. Dam en Hulst hebben allebei een bijzondere band met Groningen, die ook in hun werk sterk naar voren komt. Volgens de website van Het Grote Gebeuren is dit “een goede reden voor een dubbelinterview”, maar tijdens het interview komt dit uiteindelijk weinig aan bod. Wat wel volgt, is een interessant gesprek over schrijverschap, herkomst en escapisme. Hulst en Dam hebben natuurlijk qua herkomst twee totaal verschillende verhalen hebben te vertellen en hebben elkaars werk niet gelezen, maar de twee hebben direct een goede dynamiek gaande. Beiden worden in eerste instantie geïntroduceerd als “multitalenten”, maar beiden geven aan dat het meer één specifiek talent met één doel is: iets communiceren. Het medium maakt in dat geval niet uit. Voor Dam, die zich naast schrijven ook bezighoudt met het maken van theater, zijn dit simpelweg twee verschillende manieren om een verhaal te vertellen. Auke noemt het “hetzelfde talent in een simpel jasje”. Uiteindelijk wordt geconcludeerd dat het schrijverschap voor beiden een soort compromis is tussen de werkelijkheid en de beleving. In hoeverre Sanders’ vragen bij hebben gedragen aan dit inzicht, valt te betwisten. Vaak hangt hij zijn eigen observaties breed op, die hij vervolgens moeilijk weet te concretiseren tot een echte vraag. Leuk voor hemzelf en de twee studentes die hij heeft meegenomen die zich bezighouden met analyses van Aukes werk, maar minder interessant voor de rest van de zaal.

Het volgende programma-onderdeel op mijn lijstje is de Terugblik Richard Klinkhamer. De omstreden Groningse auteur is, naast zijn werk als schrijver, natuurlijk vooral bekend bij het grote publiek als de moordenaar van zijn vrouw. Onder leiding van Bram Douwes, gaan Charlotte Mutsaers, Özcan Akyol, Joep van Ruiten en Albert Secuur in gesprek over de status van Klinkhamer binnen het literaire veld. In het hele gesprek zijn, met een beetje moeite, twee rode lijnen te ontwarren: de scheiding tussen feit en fictie, en de scheiding tussen persoon en product. Aan tafel gaat het er af en toe hard aan toe. “Je hoeft niet zo boos te doen,” stelt Mutsaers op een gegeven punt tegen Akyol. Later lijkt dit echter alweer opgelost, wanneer de twee een onderonsje hebben terwijl Van Ruiten voor de zoveelste keer benadrukt dat hij Klinkhamers werk (los van het feit dat de schrijver zijn vrouw de hersenen heeft ingeslagen) überhaupt niet kan waarderen. Douwes vraagt nog na waar dat onderonsje dan over ging, maar “dat is onder ons,” wordt geantwoord. Het is vrij tekenend voor het hele gesprek, waar Douwes weinig grip lijkt te hebben op de gasten aan zijn tafel. Misschien is het ook wel een stukje ongelukkige timing; zo kun je je afvragen of Mutsaers bijvoorbeeld Klinkhamer minder fel verdedigd zou hebben als zij niet zelf ook het middelpunt had gevormd in een gigantische discussie rond de scheidslijn tussen feit en fictie. De uiteindelijke vraag, of Klinkhamers werk terug zou moeten keren in boekhandels en klaslokalen, wordt niet duidelijk beantwoord. Hoogtepunt van dit programma-onderdeel is, achteraf gezien, de opening door Albert Secuur. Die draagt namelijk een stuk voor van een monoloog uit de theatervoorstelling Woensdag Gehaktdag, waarin hij Klinkhamer speelde. Zo stil en overzichtelijk wordt het, ook met dank aan chronische microfoon-problemen, de rest van dit onderdeel niet meer aan tafel.

Direct hierna vertrek ik naar Leescafé Belcampo, waar het tweede Debutanten-blok al is begonnen. Na Kathy Mathys en Sander Kok, is het nu de beurt aan Jente Posthuma en Emy Koopman. Wat de link is tussen deze twee schrijfsters, naast het feit dat zij beiden een beurs hebben gekregen van het Letterenfonds, wordt niet duidelijk in het gesprek. De overeenkomsten (beiden refereren aan games en muziek!) zijn meer een kwestie van toeval en zijn uiteindelijk weinig diepgaand. Ook de locatie, rechtstreeks naast de drukte van de Belcampo-bar, komt dit zacht-gesproken interview niet ten goede.

Voor ik naar het laatste onderdeel op mijn programma vertrek, ga ik eerst langs bij de Literaire Tattooshop, waar je met markers de mooiste literaire citaten op je favoriete (of minst favoriete) lichaamsdelen kunt laten zetten. Zoals elk jaar is de Literaire Tattooshop een leuke aanvulling op het festival en je ziet, naarmate de avond vordert, steeds meer mensen met teksten op onderarmen rondlopen. Wanneer ik opmerk dat het citaat dat ik op mijn arm laat zetten (“Man hands on misery to man,” een regel uit het fantastische This be the verse van Philip Larkin) lekker vrolijk is, wordt direct gereageerd dat er zojuist een man de regel “Optimist tot in de kist” op zijn lichaam heeft laten tekenen. Gelukkig ontbreekt het ook op een mooie avond als deze dus niet aan levensmoeheid bij de literatuurliefhebbers.

Vervolgens strijk ik neer bij de Voorleesarena, die sfeervol is weggestopt achter een stel rekken met boeken. Het voelt een beetje alsof je een cocon binnenstapt, waar het in het schemerduister makkelijk wegdommelen is terwijl je zachtjes wordt voorgelezen. Misschien niet helemaal de bedoeling, dat wegdommelen, dus na Annelies Verbeke en Vonne van der Meer houd ik het alweer voor gezien en vertrek ik naar de Belcampo.

Daar is op dat moment Auke Hulst bezig met zijn derde programma-onderdeel van de avond, waar hij voorleest uit zijn boek Motel Songs, foto’s laat zien van zijn reis door Amerika en natuurlijk ook enkele nummers speelt en zingt die daarbij horen. Zo wordt de avond in de bibliotheek afgesloten met een vol leescafé, waar het publiek zachtjes meezingt met Purple Rain. Nog tot ver na middernacht is de bibliotheek goed gevuld en blijven mensen hangen. Uiteindelijk verdwijnen we met een klein gezelschap in de Groningse nacht om zo’n Gronings festival in Groningse stijl af te sluiten: met een eierbal.

Sandy de Vries won ooit een WriteNow!-voorronde, was ooit enthousiast (bestuurs- en/of redactie-) lid bij Literair Dispuut Flanor en tegenwoordig komen haar teksten over telefoons dagelijks in de mailboxen van duizenden mensen terecht.

Foto’s: Henk Veenstra

Reageren is niet mogelijk